Dankzij wetenschappelijke onderzoek hebben we vandaag een duidelijker beeld van mogelijke oorzaken en verklaringen voor verschillen tussen mannen en vrouwen op het vlak van mentaal welzijn. Zo laat een onderzoek uit 2013 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid zien dat vrouwen vaker dan mannen zeggen psychologische problemen te hebben. Vrouwen nemen ook vaker psychotrope geneesmiddelen en geven vaker dan mannen aan dat ze aan zelfdoding denken of een poging daartoe ondernomen hebben. Bovendien ondervinden vrouwen psychologische problemen op een jongere leeftijd dan dat bij mannen het geval is. We sommen een aantal mogelijke oorzaken en verklaringen op.
Het is tegenwoordig de normale gang van zaken dat vrouwen buitenshuis werken en dat mannen een deel van de huishoudelijke taken op zich nemen. Toch blijven verouderde opvattingen – meestal onbewust – doorwerken: wanneer een man veel uren klopt, doet hij dat in het belang van zijn gezin, maar wanneer een vrouw dat doet, dan gaat dat ten koste van haar gezin. Het maakt dat vrouwen die naast hun traditionele gezinstaken ook buitenshuis werken, vaak geconfronteerd worden met innerlijke conflicten en schuldgevoelens.
Daarnaast nemen vrouwen nog altijd meer huishoudelijke en verzorgende taken op zich, waardoor zij in veel gevallen een dubbele werklast hebben. Niet alleen vrouwen die buitenshuis werken ervaren deze druk. Ook huisvrouwen worden soms “ploetermoeders” genoemd. De term ploetermoeder verwijst naar een moeder die probeert moederschap, huishouden, sociaal leven, een goed voorkomen, en seksleven te combineren, wat gepaard gaat met de nodig stress. De druk die vrouwen ervaren om meerdere ballen in de lucht te houden, kan een factor zijn bij (psychische) gezondheidsklachten.
Een andere verklaring voor het verschil tussen vrouwen en mannen met psychische problemen ligt in de manier waarop zij gesocialiseerd worden. Socialisatie is het proces waarbij men zich de normen en waarden van de maatschappij eigen maakt. Zo leren we van jongs af aan hoe we ons horen te gedragen als jongen of meisje. Door imitatie en (soms impliciete) bijsturingen leren we hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen in de samenleving. Zo vormen uitspraken als “Jongens wenen niet” mee ons beeld van mannelijkheid, wat tot grote gevolgen kan leiden op latere leeftijd.
Door diepgewortelde socialisatieprocessen en rigide genderrollen hebben mee een invloed op de laattijdige diagnoses van psychologische aandoeningen zoals depressie bij mannen omdat depressies op gespannen voet staan met het dominante mannelijkheidsideaal. In tegenstelling tot vrouwen, verbergen mannen hun depressie vaker achter alcohol- en druggebruik en dwangmatig werken of sporten: zaken die beter binnen stereotiepe mannelijkheid passen dan bijvoorbeeld praten over emoties. Daarnaast zijn vrouwen meer gesocialiseerd om over klachten te praten met hun omgeving en om (professionele) hulp te vragen. Mannen stellen het zoeken van professionele hulp langer uit. Hulp vragen past namelijk niet binnen het dominante beeld van mannelijkheid en gaat voor veel mannen gepaard met gezichtsverlies. Tegen de tijd dat ze wel hulp zoeken, zijn hun problemen ernstiger dan wanneer vrouwen hulp zoeken.
Mannen stellen het zoeken van professionele hulp langer uit. Hulp vragen past namelijk niet binnen het dominante beeld van mannelijkheid en gaat voor veel mannen gepaard met gezichtsverlies.
Zulke verschillen dragen bij aan het vertekend beeld dat vrouwen met meer psychische stoornissen kampen, terwijl de statistieken vooral aanduiden dat ze over het algemeen gemakkelijker de weg naar de hulpverlening vinden. In werkelijkheid zouden mannen evenveel psychische stoornissen hebben als vrouwen – daarnaast ligt in België het zelfdodingscijfer bij mannen hoger dan bij vrouwen.
Symptoomvorming is de manier waarop mannen en vrouwen hun klachten presenteren en de invloed daarvan op de diagnostiek van de hulpverlener. Zo wordt masochisme bijvoorbeeld oorspronkelijk gezien als onderdeel van de vrouwelijke natuur. Vrouwen zouden neigen tot zelfkwelling en genoegen beleven bij het ondergaan van pijn. Later volgen andere theorieën die masochisme wijten aan de manier waarop vrouwen gesocialiseerd werden in de dominante cultuur. Vrouwen zouden door de maatschappij geconditioneerd en beloond worden om zichzelf op te offeren, zichzelf aan de kant te schuiven om voor anderen te zorgen. Mannen daarentegen zouden eerder agressief reageren op depressieve gevoelens, omdat agressie beter binnen de mannelijkheidsideaal past. Doordat vrouwen – in tegenstelling tot mannen – hun psychologische problemen internaliseren en hun agressie meer naar binnen richten omdat externe uiting hiervan niet sociaal geaccepteerd worden, zouden zij meer kampen met depressies, eetstoornissen en een negatief zelfbeeld. Verouderde opvattingen over symptoomvorming kunnen leiden tot sekse-stereotiepe etikettering door hulpverleners.
Mannen daarentegen zouden eerder agressief reageren op depressieve gevoelens, omdat agressie beter binnen de mannelijkheidsideaal past. Doordat vrouwen – in tegenstelling tot mannen – hun psychologische problemen internaliseren en hun agressie meer naar binnen richten omdat externe uiting hiervan niet sociaal geaccepteerd worden, zouden zij meer kampen met depressies, eetstoornissen en een negatief zelfbeeld.
Volgens verschillende onderzoeken bestaat er een duidelijke relatie tussen gender en verschillen in diagnose. Zowel hulpverleners als cliënten hebben opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Mannelijke hulpverleners maken vaker dan hun vrouwelijke collega’s een onderscheid tussen vrouwen en mannen in de zin dat ze bepaalde eigenschappen als gezond beschouwen indien een man die bezit en niet als een vrouw die bezit, en omgekeerd. Daarnaast worden “mannelijke” eigenschappen doorgaans belangrijker geacht dan “vrouwelijke” eigenschappen. Hierdoor worden vrouwelijke cliënten soms beoordeeld naar een mannelijke norm van zelfontplooiing. Daarnaast lijken vrouwelijke therapeuten minder dan hun mannelijke collega’s seksestereotiep te oordelen. Cliënten, ongeacht hun sekse, vinden dat vrouwelijke therapeuten effectievere relaties hebben met de cliënten. Vooral vrouwelijke cliënten voelen zich minder bedreigd en beoordeeld door vrouwelijke therapeuten.
Ten slotte is er veel kritiek op het seksisme van de DSM, het handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. De criteria voor bijvoorbeeld de borderlinepersoonlijkheidsstoornis bevatten volgens menig feminist nefaste genderstereotypen. Ook vrouwen die niet aan een stereotiepe rol beantwoorden, bijvoorbeeld doordat ze hun woede niet voldoende zouden controleren, maken meer kans op de diagnose “bipolair”.
Een aantal biologische verschillen tussen mannen en vrouwen zijn ook van invloed op psychisch welzijn. Zo is een belangrijke risicofactor voor depressie de overbelasting van de hypothalamus-hypofyse-bijnier. Deze overbelasting ontstaat doorgaans door de duur en intensiteit van stressfactoren. Die zou groter zijn bij vrouwen. Sekse en voortplantingshormonen hebben een grote invloed op angst- en stemmingsstoornissen. Vrouwen zijn gevoeliger voor depressie en angststoornissen tijdens sterke hormonale schommelingen, zoals de premenstruele fase, zwangerschap en vlak na de bevalling.
Enkele voorbeelden van de invloed van hormonen op het gedrag:
Trauma's zoals seksueel misbruik in de kinderjaren, verkrachting of partnergeweld kunnen zich uiten in psychotische symptomen en persoonlijkheidsstoornissen.
Een studie uit 2010 van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen naar ervaringen van vrouwen en mannen met psychologisch, fysiek en seksueel geweld leert dat: