Brits componiste, dirigente, auteur en suffragette
“Ethel Smyth vocht voor haar oeuvre in het meest traditionele en onconventionele bastion van het muziekleven, de opera.” (Portret van Ethel Smyth in Schoppenvrouw jrg. 20 nr. 97 - dec 1998 – p. 17)
Ethel Mary Smyth (1858–1944) is geen doorsnee vrouw uit de Victoriaanse periode. De Britse Smyth doorbreekt stereotypen en vooroordelen allerhande en bouwt een carrière uit als professioneel componiste, dirigente en auteur eind 19e-begin 20ste eeuw, een tijd waarin vrouwen hoofzakelijk als amateurmuzikanten worden beschouwd en vrouwelijk auteurschap al helemaal niet wordt aangemoedigd.
Smyth neemt korte tijd ook een actieve rol op binnen de Britse Suffragettesbeweging. Daar maakt ze vooral naam als vertrouweling van Emmeline Pankhurst en als componist van The March of the Women (1911), dat het tot strijdlied schopt van de Britse Suffragettes. Smyth’s meest bekendste werken als componist buiten de feministische beweging zijn haar opera The Wreckers (1902-1904) en haar mis Mass in D (1891). Ze wordt ook nu nog, meer dan zeventig jaar na haar overlijden, beschouwd als 'England's finest female composer'.
Ethel Smyth groeit op in het zuiden van Engeland binnen een gezin uit de bovenste middenklasse. Haar vader is een generaal-majoor in het Britse leger. Van haar moeder is minder geweten, behalve dan dat die Franstalig is. Al op jonge leeftijd ontwikkelt Smyth een grote passie voor (klassieke) muziek. Ondanks sterke oppositie van haar vader vertrekt ze in 1877, op 19-jarige leeftijd, richting Leipzig om er aan het befaamde Leipzig Conservatorium haar muzikale droom na te jagen. Om haar ouders zo ver te krijgen haar te laten gaan gaat de jonge Smyth zelfs in hongerstaking.
De periode 1877-1887 staat voor Smyth helemaal in het teken van haar muzikale passie. Ze ontmoet in die periode heel wat grote namen binnen de klassieke muziek die haar werk stuk voor stuk zullen influenceren. Ze maakt onder meer kennis met de bekende Russische componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, die haar sterk in haar compositorische ontwikkeling beïnvloedt. Hij inspireert Smyth om te focussen op muziek voor groot orkest en het componeren van opera’s. Ook het werk van Johannes Brahms zal haar composities lang beïnvloeden.
In Leipzig krijgt ook Smyth’s feministisch getinte traject een start. Ze wordt er de eerste vrouwelijke leerling van de Duitse componist, dirigent en pianist Carl Reinecke. Het koppel Heinrich von Herzogenberg (Oostenrijks componist en dirigent) en Elisabeth von Stockhausen (pianiste en zangeres) groeit uit tot belangrijke mentors en inspiratoren. Ook op persoonlijk vlak zal haar tijd in Leipzig belangrijk blijken. Het is in datzelfde decennium dat ze filosoof en schrijver Henry “Harry” Brewster ontmoet die, naar alle waarschijnlijkheid, haar enige mannelijke liefde zal blijken.
Ethel Smyth componeert in totaal zes opera’s, een aantal grote orkestwerken, een ballet en een selectie aan kamermuziek en religieuze en seculiere muziekstukken bestemd voor koren. Ze doet dit in een tijdperk waarin dat niet evident is voor een vrouw. Jarenlang moet Smyth opboksen tegen stereotypen en zich meer dan wie ook inzetten om haar werk ‘aan de man’ te krijgen. Het is niet dat er géén vrouwelijke componisten actief zijn in de tijd van Smyth, het gaat er hem om dat er ongeschreven regels lijken te bestaan over wat (en hoe) vrouwen dan wel mogen componeren:
"A woman composer might have been tolerated to write dance music or ethereal types of music that befit some kind of stereotype of the feminine … So in a sense, people were offended not only that [Smyth] was a composer but the kind of music she wrote in no way could have been, on a blindfold test so to speak, identified as have being written by a woman." (Joods-Amerikaanse dirigent Leon Botstein, als geciteerd in One Feisty Victorian Woman's Opera Revived / NPR.org, 23/07/2015)
Ook als dirigent neemt Ethel Smyth het initiatief bij het ten gehore brengen van haar composities. Ze volhardt in haar drang naar het componeren en dirigeren van ‘grote’, tot dan toe voor mannen voorbehouden, stukken. Hoe vaak men ook ‘neen’ tegen haar zegt.
Smyth’s opera The Wreckers (1902-1904) wordt haar bekendste – en meest besproken - opera. In 2015 wordt het stuk opnieuw in uitvoering gebracht in Smyth’s thuisland Engeland. Dit leidt, meer dan een eeuw na de première van het stuk, tot een herwaardering van Smyth's voltallige muzikale oeuvre. Zelf vindt Smyth haar compositie Mass in D (1891) haar meest geslaagde compositie.
Naar Smyth’s persoonlijke mening zijn een politiek engagement en de vereiste creativiteit als componist eigenlijk niet verenigbaar. Voor lange tijd is dan ook geen sprake van Ethel Smyth binnen de Engelse vrouwenbeweging. In 1908 verlaat ze Engeland zelfs bewust om niet bij de toenemende debatten over het vrouwenkiesrecht betrokken te raken. Dergelijke afleiding beschouwt ze als nefast voor haar muziek.
Na het overlijden van haar vriend Henry Brewster neemt Smyth in 1910 de beslissing om zich dan toch aan te sluiten bij de The Women’s Social and Political Union. Voor deze organisatie loopt ze al snel mee in betogingen en helpt ze mee protestacties organiseren. Ze belandt zelfs een tijdje in de gevangenis voor het protestwerk dat ze verricht. Smyth zou een steen hebben gegooid naar een gebouw van de Britse autoriteiten.
Ook haar talent als componist wordt tijdens deze activistische periode niet onbenut gelaten. Tijdens haar engagement voor de WSPU componeert ze drie Songs of Sunrise, waarvan het lied The March of the Women (1911) het (met een tekst van de Engelse feministische actrice Cicely Hamilton) tot strijdlied van de Britse Suffragettes schopt.
Smyth tracht haar activisme en muzikale passie ook op andere manieren met elkaar te combineren. Zo biedt ze na afloop van de eerste wereldoorlog speelgelegenheden aan vrouwelijke orkestleden die tijdens WOI wel aan de bak komen, maar na afloop van de oorlog weer massaal opzij worden geschoven. Opvallend is dat niet 'het terugkeren van de mannen' als hoofdreden naar voren wordt geschoven voor deze verplichte exodus, maar wel twee erg seksistische argumenten: enerzijds het ‘gebrek aan uniciteit’ die zou ontstaan als vrouwen en mannen samen spelen en anderzijds een eerder praktische vorm van seksisme:
“..that when on tour it is not always easy to find suitable hotel accomodation for ‘the ladies’.” (Ethel Smyth in The Memoirs of Ethel Smyth / Ethel Smyth & Ronald Crichton, 1987 - RoSa ex.nr.: S/0206 - p. 341)
Smyth roept vrouwelijke componisten, orkest- en koorleden ook op om zich openlijk uit te spreken over het gebrek aan kansen en erkenning binnen de wereld van de klassieke muziek en opera.
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog blijkt voor een duidelijke breuk in Smyth's engagement te zorgen. Ze trekt zich terug uit de publieke activistische strijd van de vrouwenbeweging en vestigt zich in Frankrijk om tot rust te komen en zich opnieuw op haar creatieve doelen te kunnen focussen. Het is daar dat ze het schrijven ontdekt. Haar eerste boek, Impressions That Remained: Memoirs (1919), is meteen een groot succes. De publicatie leidt in één adem ook tot de (her)ontdekking van haar compositorische oeuvre. In de twintig jaar die volgt pent ze tien erg succesvolle boeken neer.
In haar literaire werk reflecteert Ethel Smyth vaak op een autobiografische manier over maatschappelijke debatten die mee haar eigen leven kleuren. Ook haar carrière in het mannenbastion van de klassieke muziek plaatst ze onder de spotlight:
“Haar boeken getuigen van haar strijd om haar muziek te doen aanvaarden. Ze legt verdoken vooroordelen bloot die ze ondervindt in de muzikale mannenwereld.” (Portret van Ethel Smyth in Schoppenvrouw jrg. 20 nr. 97 - dec 1998 – p. 18)
Smyth krijgt tijdens haar leven niet helemaal gelijkwaardige erkenning als haar mannelijke collega’s. Daarvoor moet ze te hard tegen vooroordelen en stereotypen m/v in de klassieke muziekwereld opboksen. Ook de periode vlak na haar dood wordt heel veel van haar werk initieel in het vergetelhoekje geduwd. Pas eind de 20ste eeuw-begin 21ste eeuw wordt haar muzikale oeuvre ten volle geherwaardeerd.
Smyth’s Mass in D (1891) werd tijdens haar leven nog zwaar genegeerd wegens ‘te vernieuwend’ en volgens Smyth’s visie ook wegens vooroordelen ten opzichte van vrouwelijke componisten, met name met betrekking tot religieuze muziek. Het stuk werd in 1893 slechts éénmalig voor publiek gebracht. Het duurt tot 1924 voor Smyth opnieuw een podium vindt om het ten gehore te brengen. Toch zal het stuk pas na Smyth’s overlijden echt naar waarde worden geschat. En die waardering zal in stijgende mate blijven toenemen. Momenteel staat Smyth's Mass in D (1891) gekend als één van de grootste Britse composities.
Toch geniet Ethel Smyth ook tijdens haar leven al erkenning. In 1910 ontvangt ze een eredoctoraat aan de Universiteit van Durham. In 1922 volgt een nog grote erkenning. Ze ontvangt de titel van Dame Commander of the Order of the Britisch Empire (DBE) voor zowel haar literaire als compositorische bijdragen aan de kunst.
Naast het doorbreken van stereotypen m/v in haar carrière als componist, dirigent, auteur en politiek activist neemt Smyth het ook in haar persoonlijke leven niet al te nauw met de heersende verwachtingen voor vrouwen bij de start van de 20ste eeuw. Ze doet aan sport – bij voorkeur golf, gaat klimmen en jagen en draagt wat ze wil: zowel ‘vrouwelijke’ als ‘mannelijke’ kledij.
“Ethel Smyth breekt met gender-conventies, niet alleen op het muzikale gebied. Ze doet dat ook in het dagelijkse leven. Haar kleding heeft zowel vrouwelijke als mannelijke elementen.” (Portret van Ethel Smyth in Schoppenvrouw jrg. 20 nr. 97 - dec 1998 – p. 17)
Op haar 56ste onderneemt ze een solovoettocht door Griekenland. Haar ervaringen pent ze niet veel later ook neer in haar 3de boek, A Three-Legged Tour in Greece (1927).
Het is bekend dat naast haar lange relatie met filosoof Henry Brewster Smyth ook verscheidene passionele relaties met vrouwen heeft. Ze probeert haar seksuele aantrekking tot vrouwen ook niet te verbergen, zoals eigenlijk gebruikelijk is in die tijd. Integendeel, ze kaart haar gevoelens heel openlijk aan in zowel haar muziek als in haar latere schrijfwerk.
"She was fairly outrageous … When you think of it, Radclyffe Hall's sensational [lesbian] novel, The Well of Loneliness, didn't come out until 1928. Ethel was writing about why she found it very interesting that she was attracted to members of her own sex, rather than to the male sex, back in the 1890s." (Muzicoloog Elizabeth Wood, als geciteerd in One Feisty Victorian Woman's Opera Revived / NPR.org, 23/07/2015)
Heel wat van Smyth’s composities zijn geïnspireerd door en/of opgedragen aan vrouwen voor wie ze bewondering koesterde of zelfs verlangens. Ook bekende namen kunnen in mindere of meerdere mate aan Smyth gelinkt worden en geven weer in welke kringen ze vertoefde. Zo is Smyth tijdens haar jongere jaren verliefd op de Britse politiek activiste Emmeline Pankhurst. Pankhurst en Smyth ontmoeten elkaar op een meeting van de WSPU, waarvan Pankhurst oprichter is. Smyth zal uiteindelijk ook een aantal van haar composities, waaronder ook The March of the Women (1911) dirigeren bij de onthulling van een standbeeld voor Pankhurst. Tot een relatie tussen de twee vrouwen zal het echter nooit komen.
Op het eind van haar leven ontwikkelt Ethel Smyth ook een serieuze boon voor de befaamde Britse auteur en feminist ‘avant la lettre’ Virginia Woolf, met wie Smyth op latere leeftijd (na haar zeventig) een hechte vriendschap opbouwt. Haar liefde voor Woolf beschrijft Smyth ook in meerdere van haar boeken en meer uitgebreid in haar laatste autobiografisch werk, dat ze op het moment van hun kennismaking aan het schrijven is. Tot en relatie groeit hun vriendschap nooit uit, maar in het werk en de nalatenschap van beide vrouwen is duidelijk dat ze een belangrijke impact hebben uitgeoefend op elkaars leven. In 1936 draagt Smyth haar boek As Time Went On op aan Woolf.
Ook in haar literaire werk is ze openlijk over haar gevoelens voor vrouwen. Zo is een volledig hoofdstuk van Smyth’s eerste boek Impressions That Remained: Memoirs (1919) gewijd aan Elisabeth von Stockhausen, voor wie Smyth lange tijd hele diepe gevoelens koesterde.
"I wonder why it is so much easier for me to love my own sex passionately than yours. I can't make it out for I am a very healthy-minded person.” (In een brief aan Henry Brewster uit 1892)
Zowel als feministe, componist en auteur kan Ethel Mary Smyth als een pionier beschouwd worden. Haar vastberadenheid en passie hebben deuren geopend voor vrouwen in diverse takken van de kunst- en culturele wereld. Doofheid zal uiteindelijk helaas eind jaren ’30 van de 20ste eeuw een einde maken aan haar carrière als componiste en dirigent. Schrijven doet ze tot aan haar dood.
Ethel Mary Smyth sterft uiteindelijk in 1944, tegen het einde van de tweede wereldoorlog, op 86-jarige leeftijd. Smyth’s opera Der Wald is tot op heden nog steeds de enige door een vrouw gecomponeerde opera die al een podium kreeg in de bekende Metropolitan Opera in New York.
“I have always maintained that until we are in the rough and tumble of musical life as men are, there cannot possibly be many women composers worth talking about. Competition, environment, and the sort of chance you get all round, are to talent what sunshine and the less poetical activities of the gardner are to a flower.” (Ethel Smyth in The Memoirs of Ethel Smyth / Ethel Smyth & Ronald Crichton, 1987 - RoSa ex.nr.: S/0206 - p. 342)