RoSa vzw belicht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema of bespreekt de genderdimensie van een actueel of onderbelicht onderwerp. Deze week zoomen we in op een belangrijk feministisch onderwerp dat aan de oorzaak van heel wat genderongelijkheid ligt: de ongelijke verdeling van arbeid en zorg.
Gepubliceerd 18/04/2024
De combinatie van arbeid en zorg blijft een enorme uitdaging voor onze samenleving. Zorgtaken zijn binnen heteroseksuele gezinnen nog steeds ongelijk verdeeld, niet alleen in België, maar in de hele wereld. Als we betaalde en onbetaalde arbeid bij elkaar optellen, dan werken vrouwen meer uren dan mannen.
In België verricht de gemiddelde vrouw 10 uur meer onbetaalde arbeid per week dan haar partner in een heteroseksueel koppel. Ondertussen groeit ook het aantal uren betaald werk dat vrouwen verrichten. Dat komt onder meer omdat in de laatste vijf jaar 30 procent meer vrouwen voltijds aan de slag zijn gegaan. Het zijn dan ook vooral vrouwen en alleenstaande ouders die de combinatie van betaald werk en onbetaalde gezinsverantwoordelijkheden als moeilijk ervaren.
Deze ongelijke verdeling van onbetaald en betaald werk heeft verschillende gevolgen. Om zorgtaken te kunnen verrichten, werken heel wat vrouwen parttime: 40,2% van de vrouwelijke loontrekkenden werkt deeltijds, ten opzichte van 12,1% van de mannelijke loontrekkenden, volgens cijfers van Statbel. Wie parttime werkt, verdient niet alleen minder, maar bouwt ook een lager pensioen op. Daarnaast wordt het voor parttimers vanaf dit jaar moeilijker om kinderopvang te vinden. De nieuwe voorrangsregels voor de gesubsidieerde kinderopvang, die op 1 april in werking traden, bepalen dat 90% van de opvangplaatsen moet worden voorbehouden aan gezinnen waarvan beide partners samen minstens vier vijfde werken of een opleiding volgen. In het bijzonder eenoudergezinnen, waarvan meer dan 83% bestaat uit vrouwen, zullen daardoor minder gemakkelijk een opvangplek vinden.
Vrouwen die onbetaald werk met een voltijdse baan combineren, ervaren dan weer een dubbele dagtaak. Zij besteden per week gemiddeld een uur en een kwartier meer aan kinderzorg dan mannen, en vier uur en veertig minuten meer aan huishoudelijk werk. Ze hebben minder vrije tijd en ervaren hun vrije tijd vaker als versnipperd: er is minder onafgebroken tijd waarin ze iets voor zichzelf kunnen doen, zonder dat er een taakje tussendoor komt. Bovendien brengen ze die vrije tijd voor een groter deel door in aanwezigheid van kinderen. Vrije tijd is nochtans belangrijk voor de (mentale) gezondheid, om te rusten en herstellen en om nieuwe vaardigheden te leren. Daarom pleiten organisaties als Femma Wereldvrouwen voor kwaliteitsvolle vrije tijd als een basisrecht.
Zodra er kinderen geboren worden, nemen de verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebied van werk sterker toe. Vrouwen met (jonge) kinderen besteden bijna twee keer zoveel tijd aan huishoudelijk werk als mannen. Vrouwen die fulltime betaald blijven werken, missen promoties of nemen werk aan met minder carrièrekansen dat flexibeler of dichter bij huis is omwille van de toegenomen zorgtaken thuis. Als een vrouw op het werk haar uren terugschroeft, wordt ze daar ook harder voor gestraft dan een man. Ze verliest méér dan het percentage teruggeschroefde uren, terwijl mannen net beloond worden omdat ze flexibel blijven. Zowel mannen als vrouwen ervaren hier negatieve gevolgen van.
Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse historica en economieprofessor Claudia Goldin, die in 2023 de Nobelprijs in de Economische Wetenschappen won voor haar onderzoek naar vrouwen op de arbeidsmarkt. Zij onderzocht onder meer de loonkloof tussen mannen en vrouwen en was de eerste die uitgebreid onderzoek deed naar hoeveel vrouwen in de afgelopen twee eeuwen hebben gewerkt en verdiend.
Dat de loonkloof dieper wordt na de geboorte van een eerste kind, wordt ook wel de 'kindboete' genoemd. Recent onderzoek laat zien dat het inkomen van vrouwen vijf jaar na het eerste kind met 20 procent daalt (vergeleken met wat ze zouden verdiend hebben zonder kinderen). Bij mannen stijgt het loon in deze periode met 5 procent, waardoor de kloof groeit. Hoe meer kinderen, hoe groter het verschil wordt.
Onbetaald werk heeft dus een enorme impact op hoe betaald werk verdeeld en vergoed wordt. Toch wordt onbetaald werk vaak vergeten wanneer we het over ‘werk’ hebben. Toch is er een evolutie merkbaar in het denken over onbetaalde zorgarbeid. De International Labour Organization definieert ‘werk’ bijvoorbeeld als activiteiten die mensen ondernemen ‘om goederen te produceren of diensten te leveren voor gebruik door anderen of door zichzelf’ – of ze er nu voor betaald worden of niet. Een andere term hiervoor is ‘reproductieve arbeid’: arbeid die geen nieuwe (betaalde) producten of diensten voortbrengt, maar die ervoor zorgt dat er nieuwe mensen bijkomen en dat bestaande mensen verzorgd worden. Onze economie draait op mensen en zonder deze reproductieve arbeid is er dus ook geen betaalde economie. Als je de waarde van dit onbetaalde werk in geld zou uitdrukken, is dat goed voor 180 miljard euro per jaar, of een derde van het Belgisch bruto binnenlands product.
In tijden waarin bijna alle sectoren kampen met personeelstekorten, moeten mensen meer aan het werk, zo wordt vaak gesteld. Maar als we allemaal meer betaald gaan werken, hoe moet het dan met ons onbetaalde werk? Hoog tijd om stil te staan bij het onbetaalde werk dat al het betaalde werk mogelijk maakt, schreef Lynn Berger vorig jaar in De Correspondent. Ze wees er toen op dat het onbetaalde werk in de komende jaren niet zal afnemen. Dat komt onder meer door de vergrijzing, waardoor meer mensen de arbeidsmarkt zullen verlaten terwijl er tegelijkertijd meer ouderen zullen zijn die zorg nodig hebben – die vaak onbetaald wordt verleend door mantelzorgers.
Hoe zorgen we in deze omstandigheden dan toch voor een gender-rechtvaardige verdeling van onbetaalde arbeid? Socioloog Franne Mullens boog zich voor Denktank Minerva over deze vraag. Zij pleit voor een visie waarin niet alleen vrouwen de zorgarbeid opnemen, maar waarin iedereen zorggever is. In de paper Hoop en verbeelding op 8 maart: naar een wereld waarin iedereen ook zorggever is stelt ze een model voor waarin zorgarbeid centraal komt te staan, in plaats van het betaalde werk dat nu de focus is van onze samenleving. In dat model geldt niet het voltijdse betaalde werk in bedrijven, fabriekshallen en kantoren als norm waarrond we onze samenleving organiseren, waarbij reproductieve arbeid impliciet naar de marges wordt geduwd, maar vertrekken we vanuit de levenspatronen van vrouwen waarin zorg en huishoudelijk werk een centrale plaats innemen.
Eerder dan dat vrouwen zich moeten spiegelen aan mannen (voltijds betaald werk als ideaal), of zich net volledig moeten toeleggen op het huishouden zodat mannen comfortabeler hun rol als kostwinner kunnen spelen, zouden mannen moeten aangespoord worden om zich meer te spiegelen aan vrouwen. Iedereen moet óók de evenwaardige rol van zorggever op zich nemen. En dat betekent dat betaalde arbeid ontworpen moet zijn op maat van de werknemer die niet verzaakt aan zijn zorgverplichtingen, schrijft Mullens.
Om die visie te realiseren, stelt Mullens een kortere collectieve werkweek voor. In heel wat landen werden er al experimenten uitgevoerd met een 32-urige werkweek met behoud van loon. In juni 2022 verminderden bijvoorbeeld 61 Britse bedrijven en organisaties een half jaar land de arbeidstijd voor al hun personeel met 20 procent, zonder loonvermindering. Bijna 3000 werknemers namen deel aan het proefproject, dat werd georganiseerd door de belangengroep 4 Day Week Global, in samenwerking met onderzoekers van Boston College en de Universiteit van Cambridge. Het experiment toonde een significante daling van het aantal stress- en ziektegevallen onder het personeel, terwijl de bedrijfsinkomsten nauwelijks daalden. In een verslag dat aan het Britse parlement werd voorgelegd, gaven 56 van de 61 deelnemende bedrijven aan dat ze van plan zijn door te gaan met de vierdaagse werkweek na het einde van het proefproject. 18 bedrijven engageerden zich om de verandering permanent door te voeren.
In België trekt onder meer de PS dit jaar naar de kiezer met een pleidooi voor een werkweek van 4 dagen in plaats van 5, met behoud van loon en met compenserende aanwervingen. Er zijn ook andere manieren om richting een collectieve arbeidsvermindering te gaan, zo zegt politicoloog Olivier Pintelon, auteur van De strijd om de tijd, een boek over hoe mannen en vrouwen morgen werk, zorg, engagement en persoonlijke ontwikkeling kunnen combineren. "Het eerste wat zou moeten gebeuren, is individuele bedrijven aanmoedigen om het zelf door te voeren. Nu is daarvoor geen ondersteunend beleid of subsidies. Daar moet in de eerste plaats werk van gemaakt worden," aldus Pintelon.
Een van de stappen die al gezet is om zorgtaken in huis gelijker te verdelen, is het vaderschapsverlof dat ingevoerd werd in 2002. Het effect daarvan blijkt twintig jaar later positief te zijn. "De eerste gelukkige vaders spendeerden ook tien jaar later 45 minuten per dag extra aan hun kinderen. Dat betekende een verdubbeling. Hun partners konden in de twaalf jaar daarna meer werken," zegt arbeidseconoom Sébastien Fontenay, die het fenomeen van de kindboete voor België onderzocht, in De Standaard. Sinds 2023 is het vaderschapsverlof uitgebreid tot twintig werkdagen. Fontenay verwacht ook hier een positief effect, al zal dat wat kleiner zijn.
In 2023 bleek ook dat steeds meer vaders een halve dag per week ouderschapsverlof nemen – ondanks het feit dat ouderschapsverlof aan populariteit verloren heeft na de coronaperiode, omdat werknemers meer kunnen tele- of thuiswerken. Het laat zien dat heel wat vaders een grotere rol willen opnemen, als het beleid en werkgevers hen daartoe de kans geven.
Bron afbeelding: Morgan Housel via Unsplash