RoSa vzw belicht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema of bespreekt de genderdimensie van een actueel of onderbelicht onderwerp. Deze week zoomen we in op het belang van relationele en seksuele opvoeding op school.
Gepubliceerd op 22/02/2024
Relationele en seksuele vorming (RSV) op school was vorig jaar een veelbesproken onderwerp en duikt ook dit jaar vaak op in de media. Seksuologen en belangenorganisaties geven aan dat er meer en betere RSV nodig is. Heel wat scholen en leerkrachten gaan op zoek naar manieren om daar invulling aan te geven. Tegelijkertijd worden initiatieven die betere RSV bepleiten regelmatig met weerstand onthaald. In deze Pers:pectief zoomen we in op de laatste ontwikkelingen rond RSV, met bijzondere aandacht voor de genderaspecten ervan.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelde internationale richtlijnen en kwaliteitscriteria op voor relationele en seksuele vorming. Volgens deze richtlijnen gaat goede relationele en seksuele vorming over veel meer dan anticonceptie en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's). Er moet, zoals de naam al zegt, ook aandacht zijn voor de relationele kant van seks. Denk aan zaken als wederzijdse toestemming (consent), lichaamsbeleving en seksuele diversiteit. Goede RSV vertrekt daarnaast van een positieve visie op seksualiteit en benadrukt het belang van verlangen en genot. Ook moeten de autonomie, competenties en betrokkenheid van jongeren versterkt worden, zodat jongeren beter kunnen functioneren op seksueel vlak.
Wanneer seksuele vorming tekortschiet, kan dat leiden tot meer ongewenste zwangerschappen en gezondheidsrisico's. Hoe belangrijk het is dat jongeren goed geïnformeerd zijn over relaties en seksualiteit en in staat zijn er gesprekken over te voeren, tonen ook de volgende actuele cijfers:
Hoe de lessen relationele en seksuele vorming worden ingevuld, wordt deels bepaald door de eindtermen die overheden aan het onderwijs opleggen. In 2023 werd er een akkoord bereikt over nieuwe eindtermen voor het Vlaams onderwijs. Daarin werd besloten dat relationele seksuele vorming niet meer verplicht is vanaf de tweede graad. De volgende onderwijsdoelen voor RSV werden geformuleerd:
De nieuwe omschrijving van de eindtermen rond RSV laat veel ruimte voor eigen invulling, waardoor Sensoa, Pimento, Child Focus, de Vlaamse Scholierenkoepel, çavaria en de Vlaamse Jeugdraad vrezen dat RSV een 'vluggertje' kan worden, dat niet aan de eerder genoemde richtlijnen voor goede seksuele en relationele vorming voldoet.
Er zijn nu al grote verschillen in de manier waarop leerkrachten de lessen RSV invullen. "In veel secundaire scholen vallen seks en relaties onder het vak natuurwetenschappen. Dat is al jarenlang zo. Maar daar gaat het vooral over biologie en risicomijding," zegt Wannes Magits van het expertisecentrum voor seksuele gezondheid Sensoa daarover in De Standaard.
Dat heeft volgens Sensoa ook te maken met onzekerheid onder de leerkrachten om met het thema aan de slag te gaan. In een recente bevraging die de organisatie uitvoerde zei amper 7 procent van de leerkrachten zich vanuit de lerarenopleiding op zijn minst ‘behoorlijk voorbereid’ te voelen om seksuele vorming te geven. "Ze houden het daardoor vaak bij het biologische verhaal, uit angst voor lastige, persoonlijke vragen," aldus Magits.
In Franstalig België gebeurde vorig jaar het omgekeerde: het in 2023 goedgekeurde "Evras"-decreet maakte vier uur seksuele vorming verplicht. Het gaat om twee uur in het zesde leerjaar en twee uur in het vierde middelbaar, waarbij scholen nog steeds zelf mogen bepalen hoe ze de lessen invullen. Eerder konden scholen in het Franstalig onderwijs zelf kiezen of, en hoe ze seksuele vorming in het lessenrooster opnamen.
Evras staat voor éducation à la vie relationelle, affective et sexuelle en is een breed educatief programma. Bij de publicatie in 2023 van de digitale Evras-gids, met handvatten voor opvoeders, begeleiders of leerkrachten die geconfronteerd worden met vragen van minderjarigen over seksualiteit, emoties en relaties, ontstond er ophef in Wallonië en Brussel. Op sociale media circuleerden onjuiste beweringen: alle stof in de Evras-gids zou verplicht zijn, ook voor jonge kinderen. Dat klopt niet, zoals deze factcheck van de VRT toont. De opschudding leidde tot protesten in Wallonië en Brussel.
Ook in Vlaanderen leidde het Evras-programma tot debat. Een van de bezorgdheden van de ouders die zich tegen Evras verzetten, is dat praten over genderidentiteit kinderen kan doen geloven dat ze transgender zijn. Er zijn echter geen wetenschappelijke onderzoeken die aantonen dat je kinderen kunt aanpraten dat ze trans zijn, zegt Joz Motmans, die het genderteam van UZ Gent coördineert.
"Er is één studie die op een vermeend “besmettingseffect” tussen tieners wijst. Die studie wordt steeds weer aangehaald, maar het onderzoek in kwestie is erg omstreden. Het is bij genderkwesties veeleer zoals bij homoseksualiteit: het is niet omdat je er met kinderen over praat, dat ze homoseksueel worden. Over je genderidentiteit nadenken kan ook verrijkend zijn voor kinderen die helemaal oké zijn met hun biologisch geslacht," zegt Motmans. "Als meisje kun je je bijvoorbeeld afvragen welk type meisje je precies bent en ook de diversiteit daarvan leren zien."
In Nederland leidde misinformatie over De Week van de Lentekriebels in 2023 eveneens tot ophef. De Nederlandse stichting Rutgers, die De Week van de Lentekriebels in Nederland organiseert, concludeerde daaruit dat het van belang is om ouders goed te informeren over de inhoud van de lessen RSV en hen te vertellen wanneer die gaan plaatsvinden, zodat ze indien gewenst vooraf zelf het gesprek kunnen aangaan met hun kinderen. Ook in Vlaanderen staat de Week van de Lentekriebels dit jaar in het teken van ouder-schoolcommunicatie.
Hoewel ze niet expliciet genoemd worden in de Vlaamse eindtermen rond RSV, hebben genderstereotypen invloed op onze seksuele ontwikkeling en relaties. Het internaliseren van stereotypen over mannelijkheid en vrouwelijkheid kan leiden tot ontevredenheid op seksueel vlak, gebrek aan communicatie en ongelijkwaardige machtsdynamieken in relaties.
De Brusselse seksuoloog Zina Hamzaoui merkt in een interview in De Standaard op dat het beeld dat mannen en vrouwen van seks hebben sterk kan verschillen. In heteroseksuele relaties kunnen die beelden met elkaar botsen. "Vooral mannen zijn bezig met techniek en performance. Een kort voorspel, dan de penetratie en de ejaculatie als heilige graal. Vrouwen willen dan weer genieten vanaf de eerste minuut, maar kennen vaak hun lichaam of cyclus niet," zegt Hamzaoui. Ze wijst erop dat genderstereotiepe beelden van seks via onder meer internet, games en porno doorgegeven en bevestigd worden. Het is volgens Hamzaoui dan ook belangrijk dat RSV zulke stereotypen bespreekt en doorbreekt.
Seksuoloog Nicky Schelkens, die in een interview in De Morgen het gebrek aan kwaliteitsvolle seksuele vorming op scholen aanklaagt, wijst erop dat jongens en meisjes hun eerste keer erg verschillend beleven. Dat blijkt ook uit Nederlands onderzoek: 64 procent van de jongens en slechts 28 procent van de meisjes geeft aan dat de eerste keer seks ‘fijn’ was. Ook daarbij kunnen genderstereotypen een rol spelen, zoals de stereotiepe opvatting dat jongens de leiding moeten nemen, en dat meisjes een terughoudende rol moeten aannemen in bed, of de angst bij meisjes om geslutshamed te worden als ze zeggen wat hen opwindt.
Volgens Schelkens speelt daarnaast een gebrek aan kennis over hoe de vulva gestimuleerd kan worden een grote rol en kan informatie in de lessen RSV een verschil maken. "In studieboeken draait alles om penetratie. Veel meisjes kennen het belang van voorspel nog niet omdat ze het niet kregen aangeleerd. Ze beginnen gespannen aan de daad, maken te weinig vocht aan en hebben stress. Jammer, want een eerste keer hoeft helemaal geen pijn te doen," zegt Schelkens. Het gebrek aan kennis over de vulva is overigens algemeen: ook jongens weten niet altijd dat, en hoe vrouwen kunnen genieten van seks.
Een schoolklas bestaat uit een groep individuen, die naast de eerdergenoemde genderstereotypen ook andere informatie en verwachtingen meekrijgen uit hun omgeving – en die bovendien elk een eigen seksualiteitsbeleving hebben. Wat ze al weten en met welke vragen ze zitten, verschilt dan ook per leerling en per klas. Daarom kiezen sommige leerkrachten ervoor om hun lessen RSV deels in te richten rond de vragen van hun leerlingen.
In superdiverse scholen met een voornamelijk wit lerarenkorps loont het om voorlichters in te schakelen waarin veel leerlingen zich beter kunnen herkennen. Positieve representatie en diverse rolmodellen voor de klas benadrukken dat seksualiteit een onderwerp is voor en door iedereen, en scheppen een vertrouwensband. Zo spreekt Latifa El Kaddouri, die via haar nstagramaccount My Dear Body uitleg geeft over seks en relaties, ook op middelbare scholen over anticonceptie, seksualiteit en intimiteit. In een interview geeft El Kaddouri aan dat meisjes met een moslimachtergrond soms specifieke vragen hebben over zaken als maagdelijkheid. Ze willen bijvoorbeeld weten of een tampon iemand kan ontmaagden. El Kaddouri legt dan uit dat dat niet het geval is. Toch merkt ze vooral veel gelijkenissen onder de jongeren waar ze mee spreekt, bijvoorbeeld dat jongeren vandaag minder schaamte hebben over seks, maar dat taboes en terughoudendheid aanwezig blijven, met en zonder migratieachtergrond. Ook zijn er nog steeds veel misverstanden.
Relationele en seksuele vorming blijft dus zeer belangrijk. De vertrouwensband tussen de persoon die daarvoor instaat en de jongeren is daarbij cruciaal. Soms lukt dat beter wanneer de jongeren de leerkracht al kennen, soms is het net gemakkelijker om taboes te doorbreken met een externe vorminggever zoals El Kaddouri. Ook in het EquiSchools project - een educatief project rond gendergelijkheid en geweldpreventie, waarin ook relaties en seksualiteit een belangrijk onderdeel vormen - werd er gekozen om vormingen steeds in duo te geven, waarbij rekening wordt gehouden met diversiteit onder de vorminggevers. Twee externe vorminggevers met verschillende identiteitskenmerken op het vlak van sekse, genderidentiteit, huidskleur maar ook seksuele oriëntatie creëren een open en laagdrempelige sfeer waarin jongeren al hun vragen durven stellen. Het is belangrijk om na te denken over wie RSV geeft en hoe die persoon misschien gepercipieerd wordt door de leerlingen. Uit het evaluatieonderzoek en de ervaringen van het Equischools project blijkt dat jongeren over het algemeen een voorkeur hebben voor een externe vorminggever, met een open houding en een beetje humor. Ook het belang van diversiteit in wie voor de klas staat, werd als positief gezien door de leerlingen.
In RSV geldt dat des te meer voor diversiteit inzake seksuele oriëntatie. In hoeverre LHBTQIA+-jongeren en jongeren met een beperking zich herkennen in de lessen RSV en er antwoorden krijgen op hun vragen over relaties en seks, is niet bekend. Dat komt omdat er nauwelijks onderzoek is gedaan naar de inhoud van de lessen. In sommige scholen wordt de klas opgedeeld in een groep jongens en een groep meisjes tijdens RSV, in een poging meer veiligheid en openheid te creëren tussen leerlingen. Dat kan tot confronterende situaties leiden voor LGBTQIA-jongeren. Onder meer Sensoa geeft lesgevers advies over hoe ze rekening kunnen houden met diversiteit tijdens deze lessen.
Uit een recent rapport van de Scholierenkoepel blijkt dat er nog veel gedaan kan worden om rekening te houden met de vragen en wensen van jongeren zelf. De Scholierenkoepel vroeg meer dan 20.000 scholieren in welke mate al hun vragen beantwoord zijn na de lessen seksuele vorming. Dat bleek het geval bij 41 procent van de bevraagde scholieren. Bij 39 procent van de scholieren is dat niet het geval. Van de bevraagde scholieren kreeg 10 procent nog geen les seksuele vorming. 10% van de scholieren weet niet wat te antwoorden op deze vraag.
In de bevraging van de Scholierenkoepel zeggen scholieren in de lessen RSV te willen bijleren over een breed scala aan onderwerpen:
Sensoa, Pimento, Child Focus, de Vlaamse Scholierenkoepel, çavaria en de Vlaamse Jeugdraad wijzen er in een opiniestuk op dat de eindtermen voor RSV weinig houvast bieden, maar tegelijkertijd ook veel vrijheid geven aan leerkrachten en scholen – alle hierboven genoemde onderwerpen kunnen in principe in de les RSV worden behandeld. De organisaties roepen scholen en leerkrachten op om de vrijheid die zij krijgen ten volle te benutten en zo relaties en seksualiteit op een brede manier aan bod te laten komen.
Heel wat leerkrachten doen dat al, zo blijkt onder meer uit getuigenissen van leerkrachten in De Morgen, De Standaard en Het Laatste Nieuws. Ze vinden daarvoor creatieve vormen, van een clitoriswandeling tot seksalfabet.
Bron foto: atlasstudio op canva