Met de recente teloorgang van het recht op abortus in de VS door de schrapping van het historische Roe v Wade arrest, vormt abortus momenteel de spil van een hevig gepolariseerd maatschappelijk en politiek debat over rechten en vrijheden. Wat is de geschiedenis van abortusrechten in de VS? En hoe is het gesteld met de abortusrechten van hun Canadese Noorderburen? Op deze pagina lees je meer over abortus in Noord-Amerika.
In de Verenigde Staten ontbreekt niet alleen eensgezindheid over abortus, het is er een thema dat enorme polarisering teweegbrengt en zelfs geregeld uitmondt in geweld. In 1973 oordeelt het Amerikaanse Hooggerechtshof (in het Engels de Supreme Court), oftewel het hoogste juridische orgaan in de VS, dat een ongepast strenge beperking van het recht op abortus in tegenspraak is met de grondwet. Deze baanbrekende uitspraak - intussen wereldwijd gekend als het Roe vs. Wade arrest - vrijwaart daarmee het recht op abortus in de VS op federaal niveau. Het Hof redeneert dat de beslissing om een zwangerschap al dan niet af te breken enkel de persoon zelf en diens arts aanbelangt, en dat deze individuele keuzevrijheid beschermd wordt door de grondwet via het recht op privacy. Gevierd door velen als een progressieve stap richting een betere bescherming van reproductieve en vrouwenrechten, wordt het arrest ook gedemoniseerd door conservatieve, vaak ook katholieke, activisten, organisaties en politici die tegen abortus gekant zijn.
Op 22 januari 1973 gaat het Roe v Wade arrest de geschiedenis in als een mijlpaal op vlak van reproductieve en vrouwenrechten in de VS.
De historische uitspraak is echter zo vaag dat staten zelf gaan bepalen wat die “ongepast strenge beperking van het recht op abortus” dan wel inhoudt. In de praktijk resulteert dat met de jaren steeds meer in uiteenlopende regelgeving in verschillende staten en een wildgroei van bijkomende voorwaarden. Zo zijn abortuspillen in sommige staten legaal, en in andere staten dan weer verboden, waardoor de drempel hoger wordt om een zwangerschap stop te zetten. In weer andere staten is abortus al na zes weken zwangerschap verboden, wat vaak te vroeg is om te weten of je zwanger bent. In de praktijk komt dat dus neer op een verbod. Ook moeten aanvragers van abortus in sommige staten verplicht een echografie laten nemen en die persoonlijk bekijken. Dat geldt ook voor mensen die zwanger zijn ten gevolge van verkrachting. Met bijkomende regels zoals deze probeert men aanvragers een schuldgevoel aan te praten in de hoop hen zo te overhalen de zwangerschap toch voort te zetten. Feministen en hun medestanders die graag een einde zien aan dergelijke culpabiliserende praktijken werpen op dat het niet aan de staat, noch aan medisch personeel is om te beslissen over de zwangerschap van een ander. Het idee van zelfbeschikking staat dan ook centraal in het pro-choice discours dat het recht op abortus, en dus de vrije keuze over het al dan niet afbreken van een zwangerschap, verdedigt. Het tegengestelde kamp dat zichzelf ‘pro life’ noemt, verdedigt op zijn beurt het ongeboren leven, kortom het recht op leven van een foetus, onafhankelijk van de zwangere ouder. Velen onder hen zijn van mening dat abortus moord is en zijn dus tegen de vrije keuze; ze zijn anti-choice en anti-abortus.
Sinds de historische rechtszaak Roe v. Wade in 1973 ongewenst zwangere personen het recht op abortus toekent, hebben anti-choice activisten, organisaties en politici continu alles op alles gezet om deze beslissing terug te draaien.
Na deze baanbrekende juridische overwinning beginnen anti-choice actoren steeds meer in te zetten op andere manieren om het recht op abortus - in de praktijk - in te perken, bijvoorbeeld door de toegang tot abortusklinieken te bemoeilijken. Niet alleen door manifestaties aan deze centra en intimidatiecampagnes gericht op zowel patiënten als medisch personeel, maar ook door lobbywerk om financiële en logistieke drempels te creëren, vaak op lokaal niveau, om de toegang tot en de werking van abortusklinieken moeilijk of zelfs onmogelijk te maken.
Hun inspanningen beginnen in de jaren 2010 steeds duidelijker resultaat op te leveren. In 2016 wordt deze evolutie bovendien geruggensteund door de verkiezing van de conservatieve en anti-choice republikein Donald Trump, die tijdens zijn presidentschap maar liefst drie gelijkgestemde opperrechters - Neil M. Gorsuch in 2017, Brett Kavanaugh in 2018 en Amy Coney Barrett in 2020 - mag aanstellen aan het Hooggerechtshof en daarmee een blijvende anti-choice stempel weet te drukken op het hoogste gerechtelijke orgaan in de VS.
In 2013 is North Dakota de eerste staat om een zogenaamde heartbeat bill te introduceren, die abortus verbiedt vanaf het moment dat een embryonale hartslag te detecteren is. Dit resulteert in een beperking op het recht op abortus tot de zesde week zwangerschap. Vaak is een zwangere persoon zich dan nog niet eens bewust van de zwangerschap. In de praktijk komt deze maatregel dus zo goed als neer op een totaalverbod. In 2015 oordeelt het Hooggerechtshof dan ook dat deze regionale wet in strijd is met het federaal geldende Roe v Wade arrest van 1973. Sinds 2018 hebben maar liefst elf Amerikaanse staten soortgelijke wetsvoorstellen ingediend. Sinds 2019 is de beperking tot zes weken zwangerschap effectief ingevoerd in Ohio, Georgia, Louisiana, Missouri, Alabama, Kentucky, South Carolina en Texas. De meeste van deze staten liggen gedeeltelijk of volledig in de zogenaamde Bible Belt, een regio in het Zuiden van de Verenigde Staten waar een sociaal conservatieve, Protestantse christelijkheid een grote invloed heeft op zowel de samenleving als in de politiek. In Utah en Arkansas wordt gestemd om abortus te beperken tot de helft van het eerste trimester: in de praktijk een verbod. Met uitzondering van het wetsvoorstel in Texas worden alle wetsvoorstellen van tafel geveegd door rechterlijke tussenkomst. In tegenstelling tot in andere staten richt de wet in Texas zich niet op overheidsactoren om toe te zien op een abortusverbod, maar hanteert het een andere (en jammerlijk genoeg effectieve) tactiek door burgers toe te laten anderen voor het gerecht te dagen die betrokken is bij een abortus. Eender wie - in Texas of daarbuiten - kan nu iemand verklikken die een ongewenst zwangere persoon helpt een abortus te bekomen in Texas. Daarbij stellen de verklikkers zich burgerlijke partij en kunnen ze tot wel $10,000 in schadevergoeding krijgen. De wetgeving zet zo in feite een burgerlijke heksenjacht op poten.
Naast deze heartbeat bill, hebben ook maar liefst dertien staten zogenaamde trigger laws klaarstaan. Hiermee wordt het recht op abortus per direct ingeperkt zodra Roe v Wade wordt opgeheven en staten hiertoe de autonomie krijgen.
Dat is het geval in Arkansas, Idaho, Kentucky, Louisiana, Mississippi, Missouri, North Dakota, Oklahoma, South Dakota, Tennessee, Texas, Utah and Wyoming. In mei 2019 keurt de Senaat van Alabama een wetsvoorstel goed dat zo goed als alle abortussen criminaliseert, ook als het gaat om het stopzetten van een zwangerschap ten gevolge van verkrachting of incest. Artsen die een dergelijke abortus toch uitvoeren zouden onder de nieuwe wet tot 99 jaar celstraf riskeren. De enige voorwaarde die abortus toelaat is wanneer het leven van de zwangere persoon “ernstig bedreigd” wordt. De Senaat van Alabama bestaat uit 31 mannen, waarvan 22 voor het wetsvoorstel stemmen, en slechts vier vrouwen. Geen van de vrouwen stemmen voor het wetsvoorstel. De auteurs van het voorstel gaan ervan uit dat het tegengehouden zou worden in lagere rechtbanken, maar hopen het voor te kunnen brengen aan de Hooggerechtshof door te blijven procederen. Nu daar met zes conservatieve tegen drie progressieve opperrechters een anti-choice meerderheid is, is de kans op het terugdraaien van Roe v. Wade reëler dan ooit tevoren.
In totaal overweegt meer dan 28 van de vijftig Amerikaanse Staten wetswijzigingen die het recht op abortus op een of andere manier zou inperken. Het Guttmacher Institute, een Amerikaans pro-choice onderzoekscentrum, wijst erop dat de wetsvoorstellen kaderen binnen een bredere strategie om rechtszaken te laten voorkomen in het Hooggerechtshof: “State policymakers are testing the limits of what the new U.S. Supreme Court majority might allow and laying the groundwork for a day when federal constitutional protections for abortion are weakened or eliminated entirely.”
In het voorjaar van 2022 is er internationaal veel commotie rond de abortuswetgeving in de VS. Oorzaak: een gelekt document van het Amerikaans Hooggerechtshof waaruit duidelijk de intentie spreekt om het recht op abortus op federaal niveau terug te draaien. “We hold that Roe and Casey[1] must be overruled,” schrijft de conservatieve opperrechter Samuel Alito in een ontwerpadvies getiteld “Opinion of the Court”. Het document wordt in februari 2022 opgesteld door Alito, benoemd door de Republikeinse president George W. Bush in 2006, en wordt in mei 2022 opgepikt en gepubliceerd door Politico. Het voorstel wordt gesteund door de drie andere conservatieve opperrechters benoemd door Donald Trump, maar ook de steun van de overige conservatieve opperrechter Clarence Thomas, benoemd door George H.W. Bush in 1991, is aannemelijk. Gezien het Hooggerechtshof naast drie liberale opperrechters verder nog een conservatieve voorzitter telt - John Roberts, in 2005 benoemd door George W. Bush - lijkt het er in mei 2022 al sterk op dat het voorstel goedgekeurd zal worden en het recht op abortus daarmee op federaal niveau wordt afgeschaft. Staten zouden dan over de autonome macht beschikken om zelf te beslissen over abortuswetgeving. Aangezien maar liefst dertien staten al restrictieve trigger laws hebben klaarstaan voor wanneer Roe v Wade valt, zou het recht op abortus in die staten dus per direct ingeperkt of zelfs aan banden gelegd kunnen worden. De publicatie van het document leidt dan ook tot enorme paniek en commotie. Van begin mei tot eind juni 2022 worden er tal van manifestaties op poten gezet.
[1] Planned Parenthood v. Casey is - net zoals Roe v. Wade - een belangrijke rechtszaak geweest voor de Amerikaanse abortuswetgeving. Waarbij Roe het recht op abortus 1973 vrijwaart, wordt dit recht in een tweede beoordeling in 1992 bekrachtigd tijdens Casey.
De drie liberale opperrechters - Sonia Sotomayor aangesteld door Barack Obama in 2009, Elena Kagan aangesteld door Barack Obama in 2010 en Stephen Breyer aangesteld door Bill Clinton in 1994, die in de zomer van 2022 vervangen zal worden door Ketanji Brown Jackson, de eerste zwarte vrouw aan het Hof, aangesteld door Joe Biden april 2022 - werken intussen samen aan een beroep.
Velen vrezen dat de discussie over, en een mogelijke afschaffing van het recht op abortus kadert binnen een bredere conservatieve backlash en ook andere rechten onder het vuur zullen komen te liggen, zoals het recht op anticonceptie en holebirechten.
Zoals gevreesd: op vrijdag 24 juni 2022 wordt Roe v Wade officieel van tafel geveegd. Na jaren van lobbywerk en juridische veldslagen bij het Amerikaanse Hooggerechtshof, is het een rechtszaak in de staat Mississippi die de laatste klap uitdeelt. Nadat lokale rechtbanken in Mississippi een nieuwe wet tegenhouden die het recht op abortus zou inperken tot vijftien weken zwangerschap en in hun oordeel in de zaak beroep doen op Roe v Wade (dat abortus tot 23 weken zwangerschap toelaat oftewel wanneer een foetus levensvatbaar is), komt het verhitte dossier - zoals gepland - op het bord van het Hooggerechtshof. Terwijl voor het Hooggerechtshof duizenden mensen verzamelen om het recht op abortus te verdedigen en tientallen anti-choice activisten zich aanmelden om hun tegenovergestelde ideeën te laten gelden, valt het verdict. Zes van de negen opperrechters stellen dat het recht op abortus niet wordt gewaarborgd in de Amerikaanse grondwet en keuren daarmee de inperking op abortus in Mississippi goed. Enkel John Roberts, de eerder gematigd conservatieve voorzitter van het Hof, keurt de abortuswetten van Mississippi wel goed, maar sluit zich verder niet aan bij zijn vijf conservatieve collega’s in hun oordeel om het baanbrekende hoeksteenprecedent Roe v. Wade ongedaan te maken.
Vrijdag 24 juni 2022 stemmen vijf conservatieve opperrechters voor de afschaffing van het federaal grondwettelijke recht op abortus: Clarence Thomas, Samuel Alito, Neil Gorsuch, Brett Kavanaugh en Amy Coney Barrett.
Negen staten hebben bij het vallen van het verdict abortus per direct illegaal gemaakt dankzij trigger laws. Dat is het geval in Arkansas, Kentucky, Louisiana, Missouri, Oklahoma, South Dakota, Utah en Wisconsin, hoewel er onderlinge verschillen zijn. Waar het verbod in sommige staten absoluut is en dus ook geldt in het geval van verkrachting, vormt die omstandigheid een uitzondering in andere staten. Ook verschillen de straffen voor het uitvoeren van abortus van tien jaar in de meeste staten, tot vijftien jaar in bijvoorbeeld Missouri. In de week daarop is enkel het verbod van Louisiana, dat afgelopen vrijdag door middel van een trigger law ingevoerd werd, tegengehouden. In Utah roept een rechter het bijna totaalverbod op abortus voorlopig een halt toe om de rechtbank in de komende twee weken nog de tijd te geven bezwaren, zoals die van Planned Parenthood, in overweging te nemen. In Florida blijft gouverneur Ron DeSantis niet bij de pakken zitten om de inperking van het recht op abortus tot vijftien weken zwangerschap die daar in april werd doorgevoerd te herleiden tot zes weken. Ook in South Dakota wordt het momentum aangegrepen om na de bekrachtiging van hun trigger law afgelopen vrijdag nog meer verstrengingen door te voeren. Missouri doet dan weer inspiratie op bij Texas, waar al een half jaar een fel omstreden ‘premiejagerswet’ geldt, en wil een soortgelijke wet invoeren die nog verder gaat en ook abortustoerisme criminaliseert. Concreet zou het wetsvoorstel van Mary Elizabeth Coleman uit Missouri burgers toelaten om inwoners uit Missouri die naar andere staten reizen voor een abortus, evenals eenieder die hen daarbij op welke manier dan ook helpt, te ‘verklikken’ en voor het gerecht te dagen. In ruil zou de verklikker een premie krijgen. Hiermee installeert de overheid in feite een heksenjacht onder burgers.
Er wordt verwacht dat twintig tot dertig staten in de komende maanden een verbod zullen invoeren.
De beslissing om Roe terug te draaien staat haaks op de publieke opinie: uit een peiling van het onderzoeksbureau PEW in 2021 blijkt dat 70% van de Amerikanen – 88% van de Democratische kiezers, maar ook 50% van de Republikeinse stemmers – vindt dat Roe v. Wade moet blijven. Slechts 28% zou achter de beslissing staan om het arrest af te schaffen. In een YouGov opiniepeiling van CBS in mei 2022 verschuiven die cijfers al naar 64% van de Amerikanen die vindt dat Roe aangehouden moeten worden zoals het is ten opzichte van 36% die het arrest liever ongedaan gemaakt ziet.
57% van de Amerikanen vreest dat ook andere verworven rechten in het gedrang zullen komen. Die angst lijkt gegrond. Zo schrijft Clarence Thomas in een opinie bij de beslissing van het Hooggerechtshof om de abortuswet af te schaffen of ook het recht op anticonceptie, het recht voor mannen om seks te hebben met elkaar en het homohuwelijk niet herbekeken moeten worden. "We hebben de plicht om de fouten die in deze precedenten werden gemaakt, recht te zetten", laat Thomas optekenen terwijl andere rechters in dezelfde opinietekst net verzekeren dat er niet geraakt zal worden aan (andere) verworven rechten. Zo stelt Brett Kavanaugh, die ook voor de afschaffing van Roe stemt: "Roe onwettig verklaren, bedreigt op geen enkele manier en zaait op geen enkele manier twijfel over andere precedenten.” President Biden bekritiseert de finale beslissing van het Hof en toont zich kritisch ten opzichte van het regressief gedachtegoed van Thomas:
Een studie van de University of California uit 2020 toont aan dat het weigeren van een abortusaanvraag de kans op economische onzekerheid en kansarmoede in de daaropvolgende jaren aanzienlijk verhoogt voor de zwangere persoon. Ook gaat het weigeren van een abortus gepaard met een kleinere kans op het stopzetten van een gewelddadige relatie en heeft het een negatieve impact op het mentale welzijn van de zwangere. Niet alleen het welzijn van de zwangere persoon, maar ook de kinderen die geboren worden ten gevolge van een geweigerde abortusaanvraag leiden onder een abortusverbod, aldus het rapport. Zo wordt een ongewenste zwangerschap volbrengen geassocieerd met een verminderde binding tussen ouder en kind. De kans dat deze kinderen onder het federale armoedeniveau zullen leven is bovendien aanzienlijk groter dan bij kinderen die geboren worden bij een persoon die eerder een ongewenste zwangerschap af heeft kunnen breken.
In tegenstelling tot de Verenigde Staten waar abortus een fel omstreden onderwerp is, heeft buurland Canada een soepele abortuswetgeving. Het recht op abortus wordt in 1988 verkregen wanneer het Canadese Hooggerechtshof in de zaak R. v Morgantaler oordeelt dat de wet die abortus criminaliseert onconstitutioneel is. Sindsdien is abortus legaal in elk stadium van de zwangerschap, ongeacht de reden. Het is kortom de vrije keuze van de zwangere persoon zelf. Ook wordt abortus door de staat gefinancierd als medische procedure. In juli 2015, na een uitvoerig beoordelingsproces, wordt ook de zogenaamde abortuspil Mifegymiso gelegaliseerd. Met deze pil kan een ongewenste zwangerschap thuis worden afgebroken gedurende de eerste 49 dagen zwangerschap. In tegenstelling tot in Europa zijn abortuspillen in Noord-Amerika behoorlijk genormaliseerd, hoewel ze in sommige Amerikaanse staten illegaal blijven.
Tot 1969 is abortus - ongeacht de omstandigheden - een misdrijf in Canada onder Section 251 van de Criminal Code. De maximumstraf voor een arts of eender welke partij die betrokken is bij het uitvoeren van abortus is op dat moment een levenslange gevangenisstraf. De ongewenst zwangere persoon zelf riskeert twee jaar cel. Waar abortus in de negentiende eeuw nog streng wordt veroordeeld en vervolgd, begint de mentaliteit stilaan te veranderen tegen de helft van de twintigste eeuw en worden artsen in wezen nog maar zelden vervolgd voor het uitvoeren van abortus. Uitzonderlijke veroordelingen vormen steeds aanleiding tot heel wat commotie (zoals de zaak R. v Morgentaler die zoals gezegd in 1988 tot de legalisering van abortus leidt) en zwengelen het politieke debat aan. In 1969 wordt de Criminal Code gewijzigd. Abortus is voortaan toegestaan als de zwangerschap een bedreiging vormt voor het leven van de zwangere persoon. In dat geval is er een unanieme uitspraak nodig van een commissie van artsen. In alle andere gevallen blijft abortus officieel een misdrijf.
De jaren 1970 en 1980 worden gemarkeerd door grote manifestaties van zowel ‘pro life’ als ‘pro choice’ activisten die respectievelijk het ongeboren leven en het recht op keuzevrijheid inzake abortus verdedigen.
In de kern gaat het debat over het ethische vraagstuk of een foetus recht heeft op leven onafhankelijk van de ouder die het kind draagt, en of het recht op vrijheid van de zwangere persoon ook de keuzevrijheid inzake abortus behelst. Al eind jaren 1960 houdt het thema abortus het publieke debat in de greep. In 1967 roept de federale overheid de Royal Commission on the Status of Women bijeen. Drie jaar lang gaan er publieke hoorzittingen door, waarna een baanbrekend rapport wordt gepubliceerd waarin wordt aangeraden abortus in alle omstandigheden te legaliseren tot twaalf weken zwangerschap. Na twaalf weken zou abortus mogelijk moeten zijn indien de zwangerschap het leven van de persoon bedreigt of het verwachte kind geboren zou worden met een ernstige beperking, aldus het rapport. Daarmee ligt de Canadese abortuswetgeving min of meer in lijn met die van België.
In 1989, een jaar na de het historische arrest dat het recht op abortus onvoorwaardelijk vrijwaart, worden ‘de rechten van het ongeboren leven’ beslecht. In de zaak Trembley v. Daigle oordeelt het Hooggerechtshof dat alleen een persoon over constitutionele rechten beschikt, en dit vanaf het moment van de geboorte. Ook stelt het Hof dat een vader geen eigendomsrecht heeft over een foetus en dat hij een vrouw dus niet mag beletten haar recht op keuzevrijheid inzake abortus uit te oefenen.
Ondanks verschillende pogingen om de abortuswetgeving aan te scherpen, houdt de relatief soepele abortuswetgeving van 1988 stand. Wat wel een obstakel vormt om het recht op abortus in de praktijk uit te oefenen in Canada, is de toegankelijkheid van ziekenhuizen en abortusklinieken. Zeker in plattelandsgebieden en in de Atlantische delen van het omvangrijke Canada zijn zowel publieke als private gezondheidsinstellingen die abortus aanbieden niet altijd vlot bereikbaar. Bovendien worden de publieke gezondheidsdiensten beheerd door de provincies. Deze bevoegdheid geeft hen de macht om abortusklinieken te belemmeren in hun werking en slechts gedeeltelijk of helemaal niet te financieren. Om deze reden daagt Morgentaler - dezelfde arts die de spil vormt van het historische arrest in 1988 - in 1993 de Nova Scotia Medical Services Act uit in het Hooggerechtshof. Deze Act verbiedt namelijk abortusklinieken in die provincie. Opnieuw oordeelt het Hof in zijn voordeel en wordt de provinciale wet geschrapt. Ook de provincies Alberta en Newfoundland and Labrador worden in de jaren 1990 op de vingers getikt omdat hun provinciale wetten en pogingen om abortusklinieken te verbieden in strijd zijn met de federale Canada Health Act. Dit probleem zet zich voort in de eenentwintigste eeuw. Ook in New Brunswick worstelen abortusklinieken om te blijven bestaan. In Prince Edward Island zijn er sinds 2016 gewoonweg geen abortusdiensten meer.
Hoewel abortus goed geregeld is bij wet, blijft het kortom een gevoelig onderwerp in Canada. Een opiniepeiling uit 2010 toont dat 52% van de bevolking zichzelf als ‘pro choice’ identificeert, 27% als ‘pro life’, en de overige 21% zich met geen van beide kampen wenst te identificeren. Meningen onder de bevolking blijven dus verdeeld, waardoor politici het onderwerp liever mijden en het laatste woord steeds aan het Hooggerechtshof over te laten. De jongste jaren grijpen conservatieve politici het thema strategisch weer aan tijdens verkiezingscampagnes, voornamelijk met het oog op winstbejag. Zo wist de conservatieve advocaat Leslyn Lewis, die zonder enige overheidservaring weinig kans heeft, het thema om te vormen tot de spil van haar campagne voor het voorzitterschap van de conservatieve partij in 2020. Mede dankzij de steun van de anti-choice lobbygroep Right Now weet ze maar liefst twee miljoen Canadese dollar in te zamelen en toont zich zich verrassend sterk tijdens de verkiezing. Daarmee toont ze niet alleen aan dat abortus een politiek thema is dat vanuit strategisch oogpunt heel wat conservatieven stemmen kan opleveren, maar zorgt ze mogelijk voor een nieuw precedent in conservatieve kringen.