Moederschap is een belangrijk onderdeel van vrouwenrechten. Iedere minuut sterft ergens ter wereld een vrouw aan de complicaties van een zwangerschap of bevalling, complicaties die vaak te maken met een gebrek aan middelen. Veel moeders (en kinderen) hebben onvoldoende toegang tot medicijnen en/of gezondheidszorg. Ook de traditionele rolverdeling tussen vrouwen en mannen blijft even springlevend als nefast.
Uit een onderzoek van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) over de combinatie arbeid en gezin blijkt dat mannen gemiddeld meer betaald worden en vrouwen gemiddeld meer huishoudelijke en zorgende taken op zich nemen naast hun betaalde job[1]. Moeders nemen gemiddeld 10,5 uur per week meer zorgtaken op zich dan vaders[2]. Dat komt omdat vrouwen in heteroseksuele gezinnen dagelijks gemiddeld 1 uur en een kwartier meer bezig zijn met huishoudelijke taken dan mannen. Daarnaast blijkt ook de zorg voor kinderen ongelijk verdeeld. Moeders besteden twee keer zoveel tijd aan de zorg voor kinderen in heteroseksuele gezinnen dan mannen, zo blijkt uit datzelfde rapport.
[1] Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. (2017). “De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België – Rapport 2017”.
[2] Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. (2016). “Gender en tijdsbesteding”.
Zodra er kinderen geboren worden in een heteroseksueel gezin worden huishoudelijke taken nog stereotieper ingevuld, een vaststelling die bevestigd wordt op Genderklik.be, waar wordt gesteld dat de kloof ontstaat na de geboorte van het eerste kind:
“Vrouwen moeten verplicht zwangerschapsverlof opnemen (1 week verplicht voor de bevalling en 9 weken verplicht na de bevalling), terwijl papa’s of meemoeders enkel recht hebben op tien dagen geboorteverlof. Die regeling duwt vaders in een tweederangs opvoedingsrol, terwijl moeders een tweederangs rol op de arbeidsmarkt krijgen.” Genderklik.be
Ouderschap is een gedeelde taak, ook in een heteroseksueel gezin. Mannen en vrouwen kunnen evenveel verantwoordelijkheid opnemen, wat zowel het koppel als het kind ten goede komt. Toch komt er maar weinig schot in de zaak wat betreft een faire verdeling van huishouden en zorg. (Zie ook: Gegenderde takenverdeling) Vinden we vrouwen onbewust toch de belangrijkste opvoeders en verzorgers? Volgens een publicatie van de Vlaamse Overheid over arbeid en gezin zitten veel jongeren met gemengde gevoelens: mannen en vrouwen moeten volgens hen allebei een carrière kunnen opbouwen. Toch vinden ze ook dat vrouwen meer huishoudelijke en zorgtaken moeten opnemen. Er bestaat nochtans geen enkel biologisch argument dat bewijst dat mannen minder goed kunnen opvoeden of poetsen.
Moeders brengen niet alleen kinderen groot, ze brengen ze ook ter wereld. Dat gaat jammer genoeg niet altijd vanzelf. Wereldwijd sterven heel wat vrouwen (en meisjes) in het kraambed door een gebrek aan gezondheidszorg, medicijnen of hygiëne. De World Health Organisation (WHO) drukt met de maternale mortaliteitsratio (MMR) het aantal vrouwen of meisjes uit dat direct of indirect overlijdt ten gevolge van zwangerschap of bevalling, per 100.000 levend geboren kinderen. Volgens CIA World Factbook zijn de landen met de hoogste moedersterfte Sierra Leone, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Nigeria, Somalië, Liberia en Burundi. In de Democratische Republiek Congo riskeert één op dertig vrouwen of meisjes te sterven door zwangerschap of bevalling. De extreme moedersterfte in deze landen is volgens de cijfers te wijten aan zwangerschap op zeer jonge leeftijd, amper of geen toegang tot anticonceptie, onveilige abortussen, een nijpend gebrek aan gezondheidszorg of gebrek aan informatie en opleiding.
Deze cijfers zijn grotendeels te verklaren door economische ongelijkheid. Er is dan ook een sterk contrast met Noord-Europa. Zo heeft een vrouw in Finland slechts 1 kans op 12.200 om te sterven in het kraambed. Ook België doet het goed: de statistieken van 2018 over moedersterfte vertellen ons dat 4,6 moeders van de 100.000 levendgeborenen in het kraambed overleden is in 2015. Dat is een significante daling ten opzichte van de voorgaande 3-4 jaar (5,2 sterfgevallen per 100.000 levensgeborenen in 2012, maar 6,1 in 2009).
Wat kunnen we doen aan deze kraambedsterfte? In 2000 besluit de VN acht millenniumdoelstellingen op te stellen, waaronder één over moedersterfte. (Zie ook: Internationale actieplannen) Deze moet met driekwart afnemen, aldus de VN. Volgens cijfers van de VN zijn de millenniumdoelstellingen deels ingelost. Sinds 1990 is moedersterfte wereldwijd gedaald met 45%. Ook de kindersterfte (onder de leeftijd van vijf jaar) is gehalveerd sinds de jaren ’90. Het belangrijkste wat tegen moedersterfte kan gedaan worden volgens wetenschappelijke website NEMO Kennislink, is vermijden dat tienermoederschap voorkomen. Hiervoor een seksuele voorlichting over anticonceptie en seksualiteitsbeleving cruciaal. (Zie ook: Seksuele voorlichting)
Het moederschapsideaal is ook in België nog sterk aanwezig en moeilijk bespreekbaar. De generaties vrouwen die na de intrede van de pil in de jaren zestig aan kinderen beginnen, kiezen daar bewust voor. Hierdoor ontstaat de vooronderstellig dat ze hun moederrol “perfect” moeten uitvoeren, vaak in combinatie met een slopende job (Zie ook: Arbeid en zorg). Een tiental jaar geleden introduceert auteur Fiona Neill de term “ploetermoeder” in haar boek “Het geheime leven van een ploetermoeder”: mama’s die al multitaskend – tussen hun rol als moeder, partner, carrièrevrouw, collega en beste vriendin – ten onder gaan in hun drang naar perfectie.
Gelukkig waait er een nieuwe wind. Een tegenbeweging van jonge moeders tonen zich op sociale media kwetsbaar, zonder schuldgevoel of gêne. Ze bewijzen dat het moederschap niet altijd rozengeur en maneschijn is, en kaart taboes zoals postnatale depressie aan.