hier komen promoties & acties

Motherhood

(M)Otherhood: On The Choices Of Being A Woman - Pragya Agarwal

Pragya Agarwal

(M)Otherhood: On the Choices of Being A Woman
Edinburgh: Canongate, 2021. 374 p.

kinderwens / kinderkeuze / moederschap / onvruchtbaarheid / ouderschap / bevalling / autobiografie / voortplanting / voortplantingstechnologie / biomedische wetenschappen

RoSa-ex.nr.: DIII2a/156

Vandaag hebben vrouwen meer keuze en meer vrijheid dan ooit, zo denken we vaak. Maar bestaat er wel zoiets als individuele vrije keuze op vlak van reproductie in een neoliberale wereld geobsedeerd door vrouwenlichamen en vruchtbaarheid, waarin vrouwen nog steeds moeten opboksen tegen rigide gendernormen en stereotiepe rolverwachtingen? In dit boek neemt Pragya Agarwal je mee op haar, soms moeizame, moederschapsparcours aan de hand van persoonlijke verhalen, wetenschappelijke inzichten, poëziefragmenten en kritische analyses.

Pragya Agarwal is data- en gedragswetenschapper, diversiteitsconsulent en een veelgevraagd spreker, ze leeft en werkt in het Verenigd Koninkrijk en is van Indische komaf. (M)Otherhood (2021) is haar derde boek, en naar eigen zeggen “somewhere between a memoir and a scientific and historical disquisition of women’s reproductive choices and infertility” (p. 343). Die omschrijving schept mogelijks realistischere verwachtingen dan de titel van het boek zelf. Haar belofte om de socio-politieke constructie van moederschap te deconstrueren wordt namelijk maar gedeeltelijk ingelost. Terwijl er ruimschoots aandacht wordt besteed aan de vele reproductieve keuzes en obstakels op weg naar het moederschap, blijft moederschap zelf in grote mate op de achtergrond. Wel dissecteert Agarwal hoe fijnmazig fertiliteit en moederschap verweven zijn met dominante vrouwbeelden en culturele vrouwelijkheidsidealen.

Positionaliteit en intersectionaliteit

Een verwachting die Agarwal wel van meet af aan scherp stelt, is dat ze schrijft vanuit haar eigen ervaring als cisgender vrouw in een heteroseksuele relatie, als vrouw van kleur, als Indische immigrant in een rijk en machtig land, als geprivilegieerde en kapitaalkrachtige onderzoeker die deel uitmaakt van de socio-economische middenklasse. De disclaimer in haar inleiding dat ze deze positionaliteit als referentiepunt hanteert is niet louter performatief, maar verklaart waarom ze doorheen het boek naar cisgender vrouwen verwijst als “vrouwen”. Dit betekent niet dat Agarwal de geleefde ervaringen van trans vrouwen, trans mannen en non-binaire personen in verband met reproductie ontkent, maar eerder dat ze niet wil vervallen in oppervlakkigheden en tokenisme. Met deze perspectivistische en tekstuele keuze wil ze vermijden te spreken in naam van een gehele, diverse gemeenschap waar zij geen deel van uitmaakt en wiens breed spectrum aan realiteiten zijzelf niet wil pretenderen ten gronde te kennen. Haar huiswerk deed ze evenwel zeer nauwgezet: Agarwal sprak met een twintigtal personen met verschillende sekse/genderidentiteiten en valt doorheen het boek ook regelmatig terug op data, statistieken en inzichten uit wetenschappelijk onderzoek over deze perspectieven. Daarbij laat ze zich ook kritisch uit over de hiaten in, en het algemene tekort aan onderzoek naar reproductie bij personen die qua sekse, genderidentiteit of seksuele voorkeur buiten de binaire en dualistische cisheteronormatieve normen vallen.

Toch zit de kracht van het boek enerzijds in de intersectionele lens die Agarwal hanteert in haar analyses en reflecties, en anderzijds op de vele opengebroken taboes in haar autobiografische stukken.

Niet alleen kaart Agarwal onverschrokken gevoelige onderwerpen aan, zoals menstruatieschaamte, abortus, zelfverwonding, depressie en het ongebreideld racisme in een dominant witte en patriarchale medische wereld, in de wetenschappelijke stukken over deze en andere thema’s voert ze steevast tal van internationale studies en historische feiten aan die ongelijke machtsdynamieken en een breed scala aan intersectionele ervaringen in beeld brengen. Het boek levert een schat aan informatie en is uitvoerig onderbouwd.

Toon en structuur 

De afwisseling tussen theorie en geleefde ervaringen is evenwel niet in elk hoofdstuk in balans. Het moet daarom gezegd: wie het boek uitsluitend leest voor de historische reflecties en sociologische inzichten, de data en statistieken uit internationaal state-of-the-art wetenschappelijk onderzoek, kan zich hieraan gaan storen naarmate de persoonlijke stem van Agarwal het overneemt van de onderzoeker. De intersectionele lens die sterk naar voren komt in de theorie vertaalt zich in de autobiografische stukken, tegen de achtergrond van haar eigen op vele vlakken geprivilegieerde positie, al eens in eerder stroeve en plichtmatige opsommingen die erkenning willen geven aan de obstakels van minder geprivilegieerde groepen en identiteiten. Terwijl Agarwal maar weinig stilstaat bij het immense privilege om te (kunnen) kiezen voor extreem dure infertiliteitsbehandelingen en transnationaal draagmoederschap, lijken al die verwijzingen naar minder geprivilegieerde realiteiten eerder een voetnoot die haar repetitieve zelfmedelijden moet verantwoorden.

Het boek is opgebouwd in thematische hoofdstukken die de lange weg naar moederschap die Agarwal aflegde chronologisch volgen:

  • Hoofdstuk 1 (“The Age of Innocence”) gaat over haar eerste menstruatie, iets na haar elfde verjaardag, en de daarmee gepaard gaande plotse en schokkende transitie van meisje naar “vrouw”;
  • Hoofdstuk 2 (“The Age of Defiance”) vertelt over haar onverwachte en pijnlijke zwangerschap als jong getrouwde en recent afgestudeerde vrouw, de traumatiserende bevalling van haar dochter M. waaraan Agarwal bijna het leven liet en haar daaropvolgende beslissing om een nieuw leven te starten met haar dochter, omdat deze door de schoonfamilie die op een mannelijke erfgenaam hoopte met lauwe gevoelens ontvangen werd;
  • Hoofdstuk 3 (“Hobson’s choice”) doorbreekt het taboe van abortus, waar Agarwal en haar nieuwe partner in het Verenigd Koninkrijk voor kiezen wanneer zij ongepland zwanger wordt;
  • Hoofdstuk 4 (“Tick-Tock, Tick-Tock”) verwerpt de mythe van de zogenaamd biologische klok, die stelt dat vrouwen best voor hun dertig à vijfendertig kinderen krijgen;
  • Hoofdstuk 5 (“A Fruitless Crown”) confronteert haar latere onvruchtbaarheid met haar ambivalente gevoelens over haar eerdere keuze voor abortus;
  • Hoofdstuk 6 (“Half-woman Creatures”) analyseert verschillende historische betekenissen, sociale connotaties en de culturele impact van onvruchtbaarheid op het (zelf)beeld van vrouwen;
  • Hoofdstuk 7 (“The Blue Line”) brengt de emotionele en relationele rollercoaster in kaart die gepaard gaan met langdurige infertiliteitsbehandelingen, en de industrie achter zwangerschapstesten;
  • Hoofdstuk 8 (“Fork in the Road”) gaat dieper in op de mogelijke keuzes in draagmoederschap, met oog voor de ethische overwegingen, intersectionele machtsdynamieken, juridische hiaten en bureaucratische obstakels die daarmee gepaard gaan;
  • Hoofdstuk 9 (“Umbilical Cord”) sluit haar persoonlijke mémoire af met de vroegtijdige geboorte van haar tweeling, gedragen en gebaard door een draagmoeder in Delhi, de eerste dagen, weken en maanden van slapeloosheid vanwege de (kopzorgen over de medische) zorg voor haar prematuur geboren tweeling, de bergen aan papierwerk en bureaucratische obstakels in transnationaal draagmoederschap.

In de epiloog (“Coda”) reflecteert Agarwal een laatste maal op de notie van moederen, moederschap, moeder-zijn, vruchtbaarheid en vrouw-zijn. Daarbij analyseert ze de vele maatschappelijke en geïnternaliseerde verwachtingen waarmee cisgender vrouwen geconfronteerd worden, evenals de mate van - of het complete gebrek aan - controle over hun eigen lichamen. Agarwal, die zichzelf nochtans sterk identificeert met het moederschap, uit zich evenwel kritisch over de maatschappelijke verheerlijking van moederschap die gepaard gaat met de mythologisering ervan, waardoor moeders aller landen twijfelen aan zichzelf als (goede) moeder en als (goede) vrouw, twee zaken die sterk met elkaar verbonden blijken in culturele constructies. 

Hieronder bespreken we enkele thema’s die aan bod komen in (M)Otherhood.

Instrumentalisering van vrouwenlichamen

Een rode draad in het boek is een meerlagige kritiek tegen biologisch essentialisme, dat vrouwen vereenzelvigt met en reduceert tot hun lichamen, en meer specifiek hun voortplantingssysteem.

Seksuele opvoeding laat vrouwen aan hun lot over

Zo fulmineert Agarwal tegen de steriele, heteronormatieve en biologisch essentialistische blik op seks als (louter) voortplanting in schoolboeken en lessen seksuele opvoeding. Hiermee verdwijnen belangrijke aspecten van seksualiteitsbeleving zoals instemming, intimiteit en genot op de achtergrond, wat de seksuele en relationele ontplooiing van jongeren niet ten goede komt. Agarwal waarschuwt dat de exclusieve focus op heteroseksuele vaginale geslachtsgemeenschap als route naar bevruchting, zwangerschap en ouderschap leidt ertoe dat andere vormen van bevruchting, zwangerschap en ouderschap die niet per se met elkaar verbonden noties inherent als abnormaal, onnatuurlijk of zelfs illegitiem worden voorgesteld. 

Wat in zowat alle landen en culturen bovendien nog grotendeels schijnt te ontbreken in onderwijs, aldus Agarwal, is aandacht voor consent, (vrouwelijk) genot, seksuele diversiteit en onvruchtbaarheid, maar ook wat er gebeurt na conceptie: zowel de fysiologische en hormonale veranderingen als emotionele en psychologische implicaties van zwangerschap komen maar zelden aan bod. Aangezien jonge meisjes hun idee van zwangerschap bij gebrek aan educatie noodzakelijkerwijs enten op geromantiseerde culturele verbeelding, zijn zij later als vrouwen bijzonder onvoorbereid op zwangerschap, en in het verlengde daarvan ook op moederschap.

Culturele beeldvorming legt moeders stilzwijgend lijden op

Het dominante discours spreekt over zwangerschap als een magische, dankbare periode en over moederschap als het ultieme geluk, maar in praktijk zijn er (ook) de lichamelijke kwalen, de medische gevaren, de financiële kopzorgen, de slapeloze nachten, de slopende tijdsdruk, het gebrek aan tijd of aandacht voor zichzelf. Die culturele verheerlijking van zwangerschap en moederschap heeft een zeer kwalijke impact op het zelfbeeld van vrouwen, die in realiteit en masse lijden onder dit ideaalbeeld en in stilte kampen met schuld- en schaamtegevoelens, omdat het moederschap hen eigenlijk loodzwaar valt, omdat het helemaal geen walk in the park is zoals culturele beeldvorming hen had beloofd.

We schijnen als samenleving de boodschap te geven dat, wie moeder wil zijn, moet lijden.

Vrouwen krijgen aangeleerd zichzelf op te offeren voor hun kinderen, zich volledig weg te cijferen voor het welzijn van het kind, zo klinkt het bij Agarwal. Dat narratief heeft al invloed op normen rond bevallingskeuzes. Hoe “natuurlijker”, hoe beter: wat heel veel moeders een onmogelijke norm oplegt, aldus Agarwal, die zelf voor de tweede keer moeder werd dankzij draagmoederschap. Zo problematiseert Agarwal de leer van Fernand Lamaze. Geïnspireerd door strategieën en praktijken in Rusland, gelooft deze laatste niet in (de noodzakelijkheid van) pijnbestrijding, wat Agarwal, die zelf bijna stierf tijdens de bevalling van haar oudste dochter, ronduit vrouwonvriendelijk vindt. Lamaze stelt dat pijn tijdens de bevalling het gevolg is van aangeleerde reflexen, die een vrouw - mits perinatale voorbereiding en de hiervoor nodige toewijding (lees: de facto ook tijd en geld) - kan afleren vóór de bevalling. Dit heeft geleid tot generaties van vrouwen die aangeleerd kregen zichzelf de schuld te geven voor de pijn tijdens hun bevalling: hadden ze zich maar beter moeten voorbereiden om “natuurlijke, intuïtieve” moeders te zijn.

Schaamte en schuld

Menstruatieschaamte en vervreemding van eigen lichaam

Een onderbelicht thema dat Agarwal uitgebreid aan bod laat komen is menstruatieschaamte. Ze vertelt openhartig over haar eigen ervaring als elfjarig meisje in de Indische context, die plots niet meer met de jongens mocht spelen op straat; ze was immers “een vrouw geworden”. Dit signaal leerde haar dat vrouw-zijn verbonden is met vruchtbaarheid.

Naast persoonlijke anekdotes over haar eigen eerste menstruatiecyclus, spit Agarwal ook tal van internationale studies uit over menstruatieschaamte. Zo verwijst ze naar een Amerikaanse studie van 2018 waaruit blijkt dat 58% van de 1500 bevraagde vrouwen zich schaamt,wanneer ze menstrueren. 42% van de vrouwen gaf aan al eens ‘period shaming’ te hebben ervaren: het signaal krijgen van anderen dat ze zich horen te schamen omwille van hun menstruatiecycli. 1 op 5 stelt dat dit kwam door een rechtstreekse opmerking van een mannelijke kennis. Dat de helft (51%) van de 500 bevraagde mannen in deze studie aangeeft het ongepast te vinden dat vrouwen in werkcontext hun menstruatie vermelden of impliciet kenbaar maken (bijvoorbeeld door het zichtbaar pakken van een tampon of maandverband), bevestigt dit stigma. Deze opvattingen en culturele signalen die jonge vrouwen leren zich te schamen voor een nochtans natuurlijk proces, draagt bij aan het taboe rond dit thema: er wordt te weinig over menstruatie gesproken in onderwijs en opvoeding. Door onwetendheid en aangeleerde vervreemding van hun eigen lichaam kunnen jongeren die voor het eerst menstrueren dit mogelijk als schokkend, vies of gênant ervaren, betoogt Agarwal, met alle gevolgen vandien op hun zelfbeeld en lichaamsbeeld.

Schuldgevoelens vanwege onvruchtbaarheid en ongelijke machtsdynamieken in transnationaal draagmoederschap

Ook schrijft Agarwal openhartig over hoe haar zelfbeeld op losse schroeven kwam te staan door de diagnose dat ze onvruchtbaar was geworden, jaren nadat ze als jonge twintiger was bevallen van haar eerste dochter. ‘Secundary infertility’, noemen ze dat in de medische wereld. Agarwal, die inmiddels was gescheiden van haar eerste echtgenoot in India en met haar nieuwe partner in het Verenigd Koninkrijk had gekozen voor abortus nadat ze ongepland zwanger was geworden tijdens haar doctoraat, voelde jaren later wel de drang naar meer kinderen. En precies over die drang naar naar meer, voelt ze zich schuldig. Waarom wil ze meer kinderen, vraagt ze zich af? Om zich meer moeder te voelen? Om zich een betere echtgenote te voelen tegenover haar inmiddels tweede echtgenoot? Om een tweede kans te krijgen om een ‘perfecte’ moeder te zijn, conform het ideaalbeeld dat de samenleving uitdraagt? Terwijl Agarwal al haar meest intieme gedachten en diepste onzekerheden deelt, schopt ze al deze heilige huisjes omver en baant ze de weg voor een ruimte waar moeders eerlijk kunnen zijn en vrij van stigma. 

De intensieve, mentaal slopende en dure infertiliteitsbehandeling die Agarwal en haar man vervolgens doorlopen, leidt niet tot conceptie en zorgt enkel voor meer stress en druk op hun relatie. Gebukt onder schaamte en schuld, besluiten ze zich in te lezen in de mogelijkheden op vlak van draagmoederschap. Bij adoptiebureaus zouden ze immers - als koppel dat “toch al één kind had” - immers onderaan de lijst eindigen en opnieuw een lang proces moeten doorlopen, wat ongetwijfeld een emotionele tol zou eisen en hun mentale en relationele welzijn onder druk zou zetten. Uiteindelijk komen ze uit bij commercieel draagmoederschap in India, wat Agarwal, zich acuut bewust van haar geprivilegieerde positie als kapitaalkrachtige vrouw in het Verenigd Koninkrijk, in een ongemakkelijke positie plaatst. Ze spreekt eerlijk over haar gevoelens van dankbaarheid en onmacht, schaamte en jaloezie ten opzichte van de vrouw in haar thuisland, die doet wat zij niet kan: haar kinderen dragen en voelen groeien, draaien en schoppen in haar baarmoeder. Schuld omdat ze aan deze onbekende haar kinderen te danken heeft, en schaamte omdat ze haar hiervoor benijdt.

Niet lang nadat Agarwal en haar man hun in India geboren tweeling naar het VK brengt, voert India een nieuwe wet in die draagmoederschap voor buitenlanders verbiedt. Agarwal, die haar Indische nationaliteit opgaf voor Brits staatsburgerschap, zou hierdoor niet langer in aanmerking gekomen zijn. Commercieel draagmoederschap wordt verboden over de hele lijn en laat alleen ruimte voor “altruïstisch draagmoederschap”, waarbij draagmoeders een kind dragen en baren uit “puur altruïsme” en waar geen geld mee gemoeid is. De nieuwe wetgeving maakt dat ongetrouwde, homoseksuele en/of buitenlandse koppels evenals alleenstaande en/of trans wensouders niet langer in aanmerking komen voor eender welke vorm van draagmoederschap.

(M)Otherhood (2021) brengt immens veel conclusies en inzichten uit wetenschappelijke studies rond moederschap in de brede zin samen, en de persoonlijke verhalen van Pragya Agarwal brengen deze cijfers en statistieken tot leven in een lijvig, stevig onderbouwd boek dat de illusie van vrije keuze doorprikt en een vurig pleidooi brengt voor meer diversiteit: in de culturele representatie, de wetenschappelijke onderzoeken over en verhalen die we vertellen over moederschap.

In de pers:

Meer weten?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

#Boek #Moederschap #Zwangerschap #Vruchtbaarheid #Infertiliteit #Kinderwens #IVF #Draagmoederschap #Menstruatie #Abortus #Uitgelezen #Winter2021 #RoSaleest